De Blauwe Engel
Begin vijftiger jaren vorige eeuw werd het duidelijk dat er nieuw materieel nodig was voor de secundaire spoorlijnen in Nederland. Tijdens de oorlogsjaren – vooral tijdens de Duitse inval in 1940 – waren veel benzinemotorrijtuigen uit de jaren twintig onherstelbaar vernield geraakt en was het restant van dit materieel aan vervanging toe.
Ook naderde het einde van het stoomtijdperk zodat NS zich ging beraden wat voor soort materieel aangeschaft moest worden. Het materieel mocht niet al te zwaar zijn aangezien de secundaire lijnen met lichte spoorstaven waren aangelegd waardoor er een geringe asbelasting was toegestaan. Men koos voor dieselelektrische aandrijving aangezien men voor hydraulische aandrijving aangewezen was op het buitenland en de weliswaar goedkopere mechanische aandrijving nogal gecompliceerd en kostbaar in onderhoud zou zijn. Bovendien had men goede ervaring met dieselelektrisch materieel, de DE-3 uit 1934 en de grotere DE-5 uit 1940.
Bedrijfszekerheid
De Nederlandse industrie kon alle benodigdheden voor de elektrische aandrijving leveren. Er werden diverse offertes aangevraagd en uiteindelijk kreeg de nu niet meer bestaande firma NV Allan te Rotterdam opdracht voor het leveren van 40 tweewagentreinstellen en 20 uit één bak bestaande motorrijtuigen, de serie DE-2 en DE-1. Als dieselmotoren koos men de al veel voor openbaar vervoer gebruikte 6-cilinder dieselmotor AEC-A220 met BBC-opladers waardoor een dieselvermogen van 225 pk kon worden bereikt. Maar om de bedrijfszekerheid te vergroten en te zware belasting voor de treinstellen te verkomen werd het vermogen teruggebracht tot 180 pk voor de DE-2 en 140 pk voor de DE-1 en kon de revisietermijn voor de motoren verlengd worden van 400.000 km tot 500.000 km. Door deze aanpassingen werd de maximum gehaalde snelheid van 140 km/h teruggebracht tot 105 km/h.
Aandrijving
Zowel de DE-1 als DE-2 beschikten over twee dieselaggregaten zodat relatief gezien de DE-1 sterker was dan de DE-2. Via de automatische Scharfenberg-koppeling konden maximaal 4 motoraggregaten gekoppeld worden zodat allerlei combinaties mogelijk waren. Allan zag kans de hele aandrijving onder de vloer te plaatsen zodat de hele vloer voor nuttige lading beschikbaar kwam.
Om de kostprijs te drukken werd alle luxe vermeden en hoewel het eerst de bedoeling was de rijtuigen met alleen tweede klas accommodatie uit te voeren werd toch besloten een aantal eerste klas zitplaatsen aan te brengen. Deze banken waren bekleed met trijp terwijl de tweede klas zitplaatsen voorzien waren van kunstleer. De bagagerekken werden niet boven de banken geplaatst maar doorlopend langs en boven de ramen. De eerste DE-1 met het nummer 21 werd in 1952 door Allan afgeleverd waarna tussen 1952 en 1954 de overige motorrijtuigen en treinstellen werden afgeleverd met de nummers 21 – 50 en 61 – 106 want de order was ondertussen verhoogd tot 30 motorrijtuigen DE-1 en 26 DE-2 treinstellen.
Blauwe beschildering
Op de neuzen bracht Allan hun gevleugelde handelskenmerk aan en door de blauwe beschildering van dit materieel ontstond al gauw de naam “Blauwe Engel”. Op de neus was ook een rode band aangebracht die met smalle biezen doorliep over de onder- en bovenzijde van de bakken. De schortplaten en het dak waren zilvergrijs. De middenbalkons hadden verlaagde vloeren om zo tot een lagere instap te komen. Op deze balkons waren ook de toiletten gesitueerd. In de DE-1 was plaats voor 8 passagiers 1e klas en 65 passagiers 2e klas plus 2 klapstoeltjes op het balkon. In de DE-2 was er plaats voor 103 passagiers 2e klas, 28 passagiers 1e klas en daarnaast waren er nog 9 klapstoeltjes beschikbaar op de balkons.
De dieselmotoren dreven ook de ventilatoren van de koelinstallatie aan waarbij het koelwater van de motor eerst door een luchtverhitter voor de verwarming werd gevoerd voordat het in de koeler gekoeld werd, in de zomer zonder warmteafgifte. Deze capaciteit was vooral bij de motorrijtuigen veel te gering zodat bij warm zomers weer de verwarming aangezet moest worden. Men kon dan vaak een DE-1 met alle ramen open zien passeren bevolkt door sterk transpirerende reizigers. De DE-1 had twee 2-assigedraaistellen en de DE-2 drie stuks.
Gesloten Snor
In 1957 werd op een aantal stellen het rood op de koppen weggeschilderd en vervangen door een proefsnor de zgn. 'gesloten snor'. Vervolgens besloot NS tot invoering van de nationale dieselkleur rood met op de kop de nieuwe gele tienharige snor. In 1968 verscheen de 36 als eerste met de nieuwe kleur op de baan en deze had tevens blauwe reclamebanen. De nieuwe snor werd ook op alle nog blauwe exemplaren aangebracht.
De dieselmotoren hadden nogal met storingen en slijtage te kampen en AEC bood een verbeterde motor aan, de AEC AH 1199/6B Deze beviel beter en werd in 1963 in alle treinstellen aangebracht waarbij tevens een extra koelelement werd geplaatst. De DE-1 behield de oude motoren met de daarbij behorende koelperikelen; deze werden pas in 1976 opgelost door het toepassen van een ander type koeler.
Renoveratie
In de loop der jaren was er steeds minder waardering voor DE-1 en DE-2 wat onder andere ook veroorzaakt werd door de soberheid van het interieur. In 1973 besloot NS 25 treinstellen zodanig te renoveren dat zij tot in de jaren negentig zouden kunnen blijven rijden en dan samen met Plan U (DE-3) in één grote bestelling te vervangen. In het noorden van het land werden de Blauwe Engelen tussen 1981 en 1983 verdrongen door het nieuwe DH-materieel, de Wadlopers.
De ombouw van de treinstellen hield onder andere in vergroting van vervoerscapaciteit door het vervallen van de bagage-afdeling, nieuw interieur met de betere Compin-banken zoals toegepast in de Sprinters, automatisch sluitende deuren, nieuwe ramen, versterking en verfraaiing van de neus, het op gelijke hoogte brengen van de rijtuigvloer ter plaatse van de balkons en het overschilderen in de NS-huisstijl geel.
Motorisch was de grootste verandering de vervanging van de dieselmotoren door een 6-cilinder motor van Cummin met een vermogen van 300 pk maar afgesteld op 240 pk. De koeling werd verbeterd door het aanbrengen van dakkoelers waardoor het aanzien van de treinstellen mede door de nieuwe gele kleur nogal veranderde. Het eerste verbouwde treinstel de 161 kwam in 1976 op de baan en de overige 24 treinstellen met de nummers 162 - 186 werden tussen 1976 en 1981 verbouwd. De kosten bedroegen ca. 1 miljoen gulden per treinstel. De overige treinstellen DE-2 en alle DE-1 motorrijtuigen werden niet verbouwd maar kregen in 1982/83 nog een grote opknapbeurt. Ze konden overigens gekoppeld worden aan de gerenoveerde treinstellen.
Sloop
Per 1 juni 1985 werden de niet gerenoveerde DE-eenen en DE-tweeën buiten dienst gesteld en vervolgens gesloopt. Van de DE-1 is één exemplaar bewaard gebleven en deze staat sinds 1996 rijvaardig opgesteld in het Spoorwegmuseum evenals het voormalige inspectierijtuig de 'Kameel' die technisch gezien gelijk is aan een DE-1. Op het Kamperlijntje hebben tussen september 1994 en oktober 1996 de 162 en 163 als vaste treinstellen dienst gedaan vanwege een proef met een lichtkrant met plaatselijke berichten en reclameboodschappen. De gerenoveerde treinstellen bleven in dienst tot 30 juni 1997 toen het nieuwe DM’90 dieselmaterieel zijn intrede had gedaan en hun taak overnam. Vanwege de vele aanloopperikelen met dit materieel vielen de DE-tweeën daarna nog wel eens in. Voor het laatst werd vanuit Zwolle vanwege materieeltekort op 15 september drie gekoppelde treinstellen DE-2 ingezet naar Kampen nl. de 164, 170 en 180. De 180 raakte in de loop van de dag defect en werd samen met de 164 afgekoppeld waarna de 180 als laatste trouw de dienst uitreed.
De 180 en 186 hebben daarna tot 2001 nog dienst gedaan bij Syntus op de lijn Almelo – Mariënberg met als plukstel de 164. De 186 is nu eigendom van de vereniging Historisch Streekvervoer Achterhoek in Winterswijk en is regelmatig te zien op de Nederlandse spoorlijnen voor speciale ritten soms gekoppeld aan de blauwe 41 uit het Spoorwegmuseum. De 179 is geschonken aan de ZLSM in Limburg met als plukstel de 178 die na volledig kaalgeplukt te zijn alsnog bij de sloper terecht kwam. De 180 is in het bezit de HIJSM in Haarlem maar is niet rijvaardig. Zo is heden ten dage nog steeds het oude DE-1 en DE-2 materieel te zien en ...... te horen.