Het stationsgebouw (1865-1970)
De retirade was naast het gebouw. In de jaren 1905 en 1906 werd het gebouw aanzienlijk verbouwd en uitgebreid. Naast het bestaande gebouw werd een nieuw en ook hoger gedeelte opgetrokken. Vervolgens werd ook het oorspronkelijke gebouw grondig verbouwd. Op de begane grond werd de stationsruimte aanzienlijk verbeterd. De bouwkosten bedroegen fl. 7.175,83. Na de verbouwing was de indeling als volgt. Tegenover de ingang bevond zich het bureau, met in de muur een loket en daarnaast een groot wachtlokaal met een uitgang naar het perron. In het woongedeelte waren op de begane grond drie ruime kamers, waarvan de grootste bestemd was als woonkamer, en verder een keuken, een bergplaats met pomp, en verder een toiletruimte met aansluiting op een septictank. Onder de woning was bovendien een ruime kelder gemaakt. Op de zolderverdieping waren twee slaapkamers en een grote zolder. Het gebouw was opgemetseld uit rode baksteen met gele banden.
Perron
Op de schoorstenen waren sierlijke kappen geplaatst, die overigens later weer verdwenen zijn. Naderhand werd aan de voorzijde van het bureaugedeelte een glazen uitbouw gemaakt, zodat de stationschef kon zien of de trein al in aantocht was. Het stationsgebouw was op een puntvormig stuk land gebouwd en omgeven door een sloot van 2,30 meter breed, zodat men over een houten brug moest om de halte te bereiken. Het perron, dat overigens vrij laag was, was aan de voorzijde voorzien van bielsen. Het was slechts verhard met een laag grind.
Goederenvervoer
De naam Mastenbroek stond vermeld op een houten plank aan de gevel. Tot het haltecomplex behoorde ook een stuk grond, dat aan de andere kant van het spoor lag. Hier stond een dienstgebouw, waarvan de gevels waren opgetrokken uit bielsen. Hier werd in de jaren 1922 en 1923 opnieuw een losspoor met een aanvoerweg aangelegd. In 1923 werd de drinkwatervoorziening verbeterd door het water eerst in een bak met grind te pompen, waarna het met een kraan afgetapt kon worden. Het losspoor, enkele tientallen meters lang, werd hoofdzakelijk gebruikt voor de aanvoer van steenkool voor de melkfabriek in 's-Heerenbroek. De vracht werd met paard en wagen vervoerd. Het losspoor kon na 1933 alleen vanuit de richting Zwolle bereden worden. De wissel vanuit de richting Kampen werd toen verwijderd en meestal werden de goederenwagons vanuit Zwolle achteruit geduwd door een locomotief. In 1958 werd de losplaats buiten dienst gesteld. Het dienstgebouw werd voor de ene helft gebruikt door de onderhoudsploeg van de NS en voor de andere helft door de bewoners van de voormalige halte als stal voor hun koeien en varkens.
Einde aan halte Mastenbroek
Na de Tweede Wereldoorlog werd het stationsgebouw aangesloten op de waterleiding en het elektriciteitsnet. Hoewel het stenen gedeelte in goede staat verkeerde, kreeg men in de jaren na 1945 te maken met achterstallig onderhoud. Toen de NS niet inging op de wens van de huurders om de buitenkant op te knappen, hield men een gegeven ogenblik de huur in. Na veel brieven van de NS en gesprekken met C. Lichthart, hoofdopzichter van de Dienst Werken van de NS, stuurde het bedrijf uiteindelijk aannemer Modders uit IJsselmuiden om de kozijnen uit te stukken en te herstellen. Ook kwam er een schilder uit Groningen om de buitenkant te schilderen. Toen dit alles klaar was, werd de achterstallige huur volledig betaald.
Op een gegeven ogenblik werd het gebouw te koop aangeboden aan de toenmalige bewoner, E. van de Vegte. Deze wilde hierop wel ingaan, maar het aanbod werd om onbekende redenen weer ingetrokken. Hoewel het gebouw eind 1969 bouwkundig gezien in goede staat verkeerde en ondanks de langsdenderende treinen geen enkele scheur vertoonde, besloot de NS het te slopen zodra de laatste bewoners vertrokken zouden zijn. Tijdens de afbraak in februari 1970 bleek dat de gebruikte materialen van zeer goede kwaliteit waren. Zij konden voor een deel worden verkocht. Hiermee kwam een eind aan de halte Mastenbroek.
- Geplaatst op: zaterdag, 26 januari 2013
- Bijgewerkt op: woensdag, 26 augustus 2015