Station Mastenbroek
De bewoners van deze bloeiende streek zouden, aldus de ondertekenaars, anders verstoken blijven van het voordeel de opbrengsten van de landbouw en veeteelt meteen en altijd te kunnen verzenden.
De minister vroeg advies aan Waterstaat. Op 4 juni bracht inspecteur Conrad advies uit. Na overleg met de hoofdingenieur van Waterstaat in Overijssel was hij tot de slotsom gekomen, dat de polder Mastenbroek - groot 8.770 bunders - nog in een zeer primitieve toestand verkeerde en slechts door één grindweg van Zwolle naar Kampen doorsneden werd. Alle overige wegen waren kleiwegen, die in de winter en bij aanhoudende regen volkomen onbruikbaar waren. Hij vond het vreemd, dat de bewoners van de polder zelf zo weinig aan de verbetering van het wegennet hadden gedaan. Wanneer men een halte zou inrichten, zou deze tijdens een groot deel van het jaar helemaal niet voor rijtuigen en voor voetgangers alleen met de grootste moeite bereikbaar zijn!
Wegennet
De kleiweg langs langs de Bisschopswetering, waar de halte bij de kruising met de spoorlijn geplaatst zou moeten worden, zou verbeterd moeten worden. Hij adviseerde de minister niet aan het verzoek te voldoen, zolang de afzenders van de brief en de overige eigenaren van land in Mastenbroek niet genegen waren het wegennet onderhanden te nemen. Bovendien vond hij de reden die de bewoners van Mastenbroek hadden aangevoerd wat overtrokken. Zou men op dergelijke aanvragen ingaan, dan zou men in Nederland teveel stations krijgen.
Verkeerde conclusie
De N.C.S. liet op 22 juni 1864 weten geen bezwaar tegen de halte te hebben en dat zij hiervoor een ontwerp zou laten maken. Als antwoord op het advies van inspecteur Conrad schreef de Maatschappij op 4 juli aan de minister niet overtuigd te zijn van de juistheid van de conclusie uit diens rapport, dat een halte halverwege Zwolle en Kampen niet wenselijk zou zijn. De noodzaak om de toegangswegen in de Mastenbroek te verbeteren voordat een halte tot stand gebracht kon worden, onderschreef zij eveneens niet. De N.C.S. geloofde, dat die verbetering vanzelf zou komen zodra de bewoners zouden bemerken wat de voordelen van het vervoer met de trein waren. De betrokken gemeenten zouden dan gedwongen worden de toegangswegen te verbeteren. Later sprak zij nog tegenover de minister de verwachting uit, dat de inkomsten als gevolg van de ongunstige ligging van de halte hoogstwaarschijnlijk laag zouden zijn, maar dat zij op de lange termijn toch een toename verwachtte.
- Geplaatst op: maandag, 16 januari 2012
- Bijgewerkt op: woensdag, 26 augustus 2015
Gerelateerde artikelen
Halte bij Mastenbroek (1865-1934)Familie Kampen op halte Mastenbroek (1872-1916)
Het stationsgebouw (1865-1970)